Afscheid van een vrouw met een liefde voor panfluitmuziek. Zij houdt van de melancholische klanken.
Wij luisteren bij aanvang van het afscheid dan ook naar de mooie klanken van een panfluit, het lied The Lonely Shepherd gespeeld door Gheorghe Zamfir. De panfluit is meestal gemaakt van bamboebuizen van verschillende lengte. Bamboe is sterk en buigzaam. Het staat dan ook vooral symbool voor haar veerkracht.
Vroeg of laat krijgen we allemaal te maken met moeilijke momenten.
De manier waarop we daarmee omgaan, kan een groot verschil maken in ons leven. Bamboe heeft het vermogen om terug te veren na tegenspoed. In de winter buigt de zware last van de sneeuw de bamboe, totdat de sneeuw te zwaar wordt en er vanaf valt, waarna de bamboe weer rechtop veert, alsof hij wil zeggen: “Mij versla je niet”. Die boodschap horen we ook terug in het lied You raise me up, je tilt me op, dat zij koos voor bij haar afscheid.
Wanneer ik me verdrietig voel, wanneer problemen komen
dan ben ik er nog steeds en wacht hier in de stilte
tot jij komt en een tijdje bij me zit.
Jij tilt me op, tot meer dan wat ik kan zijn.
“Zij was een vrouw van weinig woorden. Ze stond altijd klaar voor de ander. De metafoor van de panfluit past zo goed bij haar. Zij wist mee te buigen met wat het leven haar bracht en gaf haar eigen klank aan het leven. Wanneer u weer eens panfluitmuziek hoort, denk dan nog eens aan haar, aan wie zij was, wat zij voorleefde en aan wat zij voor u betekende.”
De parabel van de panfluit
Er was eens een boom, een onbekende boom
ergens langs de waterkant, en geplant door niemand weet nog wie.
Hij leefde daar breeduit met vele takken.
Hij droeg de forse stem van de wind,
of de doodse stilte van de avondlucht.
’s Winters was het leven kaal en zwiepend op de harde wind,
en met zijn twijgen als toegeklemde vuisten vol nieuwe belofte,
stond hij maar te wachten tot het lente werd.
Ga je gang, knipoogde dan de voorjaarszon,
en dan kwam hij weer toe aan zijn oude, groene uitbundigheid:
zijn takken liepen weer uit en schoten bloesem
van ingehouden leven een lust voor de ogen!
En als de zomer kwam, maakte hij een donkere hand
gevuld met schaduw, gratis voor iedereen
en soms een paraplu tegen de stromende regen.
Zo leefde die boom met al zijn takken
jaar in jaar uit, zijn krachten verbergend en ontplooiend,
op en neer in telkens vier seizoenen.
Maar op zekere dag kwam er een man, gewapend met een mes.
De takken hielden van louter schrik het ruisen in.
Er was geen ontkomen meer aan: de mooiste tak werd afgesneden,
en de man nam hem mee naar zijn huis.
Een dode tak, voorgoed van de stam en uit het leven weggesneden.
Weggevallen uit de schaduw van velen, onopvallend,
en straks natuurlijk vergeten: wat is een tak over een hele boom?
Drie dagen later kwam die man weer terug,
en de boom stond windstil van doodsangst met al zijn takken:
wie treft vandaag het bittere lot?
Maar kijk, de man ging zitten aan de voet van de boom,
en blies op de afgesneden tak, die hij zijn panfluit noemde.
Hij speelde een lied, en de boom verstond:
Horen jullie mij?
Ik leef! Ik leef!
En meer dan ooit tevoren!
lk leef! lk fluit! lk zing!
(Jan van Opbergen)